Sulawesi-jaarvogel: Smokkel en witwaspogingen
Dit artikel is geschreven naar aanleiding van de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 31 oktober 2025 (ECLI:NL:RBOBR:2025:7045), waarin de rechter de mogelijkheid openliet dat een naadloos gesloten pootring voldoende zou kunnen zijn om de legale herkomst van twee Sulawesi-jaarvogels aan te tonen. Die interpretatie is onjuist: bij deze soort kan een ring nooit herkomst bewijzen, omdat er buiten de volledig traceerbare preconventie-lijn geen legale (voor)ouderdieren bestaan en legale invoer uit Indonesië sinds 1992 onmogelijk is. Dit artikel zet helder uiteen waarom dat zo is.
De Sulawesi-jaarvogel (Aceros (Rhyticeros) cassidix) is een grote, opvallende neushoornvogel die uitsluitend voorkomt op het Indonesische eiland Sulawesi. De soort staat internationaal bekend als kwetsbaar en wordt al bijna 100 jaar beschermd. Toch duikt zij regelmatig op in illegale handelsstromen in Zuidoost-Azië en incidenteel ook in Europa. De hoge commerciële waarde, het beperkte aantal dieren in gevangenschap en de zeldzaamheid in het wild maken de soort bijzonder aantrekkelijk voor smokkelaars.
Hoewel de wetgeving rondom deze soort helder is, ontstaat in de praktijk vaak verwarring over wat nu precies nodig is om de legale herkomst van een individu aan te tonen. Met name het misbruik van naadloos gesloten pootringen, onjuiste, oude nationale beleidspraktijken en het ontbreken van kennis over internationale smokkelroutes kunnen ertoe leiden dat een vogel onterecht als legaal wordt beschouwd. Dit is extra problematisch bij een soort als de Sulawesi jaarvogel, waarin vrijwel geen legale handel bestaat en waarvan bekend is dat zij stelselmatig aanwezig is in georganiseerde smokkelnetwerken.
De Sulawesi-jaarvogel is een grote, frugivore neushoornvogel die uitsluitend voorkomt in de laagland- en middelgebergtebossen van Sulawesi. De soort is sterk afhankelijk van primair regenwoud met oude, holtevormende bomen. Deze nestholten worden door het vrouwtje volledig afgesloten tijdens het broedseizoen, waarna zij gedurende meerdere weken volledig afhankelijk is van het mannetje voor voedselvoorziening.
De voortplanting verloopt langzaam: per seizoen wordt slechts één jong grootgebracht en pas na meerdere jaren bereiken dieren de voortplantingsleeftijd. Door deze traagheid zijn populaties bijzonder gevoelig voor verstoring en onttrekking. De Sulawesi-jaarvogel leeft in territoriale paren en legt grote afstanden af om geschikte voedselbomen te vinden, wat maakt dat verlies van leefgebied en jacht onmiddellijk doorwerkt in de populatiedynamiek.
Internationaal wordt de soort beschouwd als kwetsbaar. Ontbossing, stroperij en het verdwijnen van nestbomen hebben ertoe geleid dat de wilde populatie onder druk staat. De vangst van volwassen dieren voor de handel heeft daarbij een disproportioneel grote impact.
Buiten Indonesië bestaat slechts een zeer beperkte legale populatie van Sulawesi-jaarvogels. Deze dieren bevinden zich vrijwel uitsluitend in een klein aantal dierentuinen en zijn volledig documenteerbaar tot aan de preconventie-voorouderdieren die vóór de CITES-inwerkingtreding zijn ingevoerd. Fokresultaten binnen deze instellingen zijn schaars. Er bestaat geen commerciële foklijn en geen legale import voor commerciële doeleinden sinds 1992. Hierdoor is de totale legale populatie overzichtelijk en afgebakend. Een Sulawesi-jaarvogel die niet aantoonbaar afkomstig is uit deze beperkt traceerbare lijn, kan daarom in de praktijk niet anders dan uit illegale bron afkomstig zijn.
De bescherming van de Sulawesi-jaarvogel in Indonesië kent een lange geschiedenis en is aanzienlijk strenger dan veel buitenstaanders aannemen. Al sinds het Wildlife Protection Ordinance van 1931 en de bijbehorende Wildlife Protection Regulation van 1931 was het vangen, houden, transporteren en verhandelen van neushoornvogels verboden. Deze vroeg-twintigste-eeuwse regelgeving maakte duidelijk dat alle inheemse fauna, inclusief de Sulawesi-jaarvogel, onder staatsbescherming viel en uitsluitend aan de natuur mocht worden onttrokken met specifieke toestemming van de overheid.
In 1990 werd deze wettelijke bescherming verder aangescherpt met de inwerkingtreding van de Wildlife Conservation Act 1990. Deze wet vormt tot op heden het fundament van de Indonesische natuurbeschermingswetgeving. Artikel 21 van deze wet bepaalt dat het verboden is om beschermde diersoorten te vangen, te verwonden, te doden, te bezitten, te verzorgen, te vervoeren of op welke wijze dan ook te verhandelen. Daarmee is de gehele keten — van vangst tot commerciële exploitatie — in beginsel verboden voor alle beschermde soorten, waaronder de Sulawesi-jaarvogel.
De wet bevat slechts enkele uitzonderingen, en die zijn strikt geformuleerd. In uitzonderlijke gevallen mag onttrekking aan de natuur plaatsvinden voor wetenschappelijk onderzoek, conservatieprojecten of ex-situ-programma’s die aantoonbaar bijdragen aan het behoud van de soort. Voor deze beperkte categorieën kan uitvoer naar buitenlandse instellingen worden toegestaan, maar alleen wanneer de Indonesische autoriteiten het doel van de export vooraf beoordelen en goedkeuren. Historisch gezien is van deze uitzonderingsmogelijkheid slechts spaarzaam gebruikgemaakt, bijvoorbeeld bij het overbrengen van individuele vogels naar erkende dierentuinen of gespecialiseerde conservatiecentra.
De internationale bescherming van de Sulawesi-jaarvogel is sinds 11 juni 1992 gewaarborgd door opname van de soort op Appendix II van CITES. De opname was gebaseerd op document nr. 7672, waarin werd vastgesteld dat sprake was van aanzienlijke smokkel van neushoornvogels, waaronder de Sulawesi-jaarvogel, vanuit Indonesië naar Singapore, en dat Singapore vervolgens fungeerde als doorvoerpunt naar andere delen van de wereld. Deze smokkelstromen waren voor de CITES-partijen aanleiding om internationale invoer- en wederuitvoercontroles noodzakelijk te achten.
Hoewel Appendix II in theorie invoer en wederuitvoer toestaat wanneer aan alle CITES-voorwaarden is voldaan, sluit de situatie voor de Sulawesi-jaarvogel dit in de praktijk vrijwel volledig uit. Indonesië hanteert immers sinds 1931 een strikt verbod op vangst en commerciële uitvoer van neushoornvogels, en deze bescherming is onder de Wildlife Conservation Act 1990 verder aangescherpt. Daardoor bestaat er geen reguliere, rechtmatige uitvoerstroom uit Indonesië. De CITES Trade Database bevestigt dit beeld: Indonesië heeft nooit zelf uitvoer geregistreerd van deze soort. Slechts Japan heeft de invoer geregistreerd van twee wildvang-exemplaren afkomstig uit Indonesië, bestemd voor een reizende tentoonstelling (doelcode Q). Alle overige internationale bewegingen van deze soort zijn afkomstig uit derde landen en zijn dus geen primaire uitvoer vanuit de range state.
Vóór of rond plaatsing op Appendix II zijn er wel een aantal preconventie-exemplaren vanuit Indonesië ingevoerd in Noord-Amerikaanse dierentuinen. Deze zendingen werden waarschijnlijk toegestaan onder de beperkte mogelijkheid tot uitvoer voor onderzoek of behoud. Het officiële Bucerotidae-stamboek van Noord-Amerika bevestigt dat er preconventie-dieren rechtstreeks uit Indonesië naar de VS zijn gegaan. Een deel van deze dieren is later binnen het internationale dierentuinnetwerk verplaatst. Het stamboek bestrijkt echter alleen Noord-Amerika en maakt het moeilijk om herkomstlijnen naar Europese instellingen volledig te reconstrueren.
Slechts enkele Europese dierentuinen hebben daadwerkelijk preconventie-dieren of hebben deze gehad, namelijk Walsrode, La Londe, Burgers’ Zoo en Avifauna. Buiten deze beperkt traceerbare groep bestaat er in Europa geen legale basispopulatie. Fokresultaten binnen dit netwerk zijn schaars, maar wél volledig gedocumenteerd. Een Europese Sulawesi-jaarvogel kan daarom uitsluitend een legale herkomst hebben wanneer de volledige lijn tot deze preconventie-voorouders kan worden teruggevoerd.
De internationale handelsgegevens bevestigen dit beeld. Buiten Indonesië is slechts een handvol geregistreerde transacties bekend, waaronder: één zending vanuit Singapore naar Nederland (1992) zonder corresponderende invoerregistratie; één transactie tussen Spanje en de VS (1998) en één transactie tussen Duitsland en de VS (2001); en enkele niet-geverifieerde registraties uit Taiwan, Syrië en Thailand. In geen van deze gevallen gaat het om legale uitvoer uit de range state. Het betreft telkens derdelands-handel met beperkte verificatiemogelijkheden.
De consequentie is juridisch helder: er bestaat geen rechtmatige uitvoer- of wederuitvoerstroom van Sulawesi-jaarvogels vanuit Indonesië sinds de plaatsing op Appendix II. Daardoor kan een specimen buiten de kleine preconventie-groep in de EU alleen legaal zijn wanneer de houder overtuigend aantoont dat het dier via een traceerbare lijn afstamt van deze preconventie-voorouders. Wanneer die koppeling ontbreekt, kan het dier — gelet op het ontbreken van elke legale route — per definitie niet legaal zijn ingevoerd of rechtmatig zijn verkregen.
De internationale positie van de Sulawesi-jaarvogel wordt binnen Europa bepaald door CITES en de rechtstreeks werkende Europese regelgeving. De soort is sinds 1992 opgenomen op Appendix II van CITES en valt binnen de Europese Unie sinds dezelfde datum onder Bijlage B. Daarmee geldt in de EU vanaf het eerste moment één centrale verplichting: voor elke (rechts)handeling die onder “handel” valt — waaronder ook eigendomsoverdracht, verkoop, bezit met oog op verkoop en vervoer met oog op verkoop — moet de houder kunnen aantonen dat het dier rechtmatig is ingevoerd of rechtmatig is verkregen.
Dit beginsel is niet nieuw, maar bestond al onder de eerste Europese basisverordening. In artikel 6, eerste juncto tweede lid, van Verordening (EEG) nr. 3626/82 was bepaald dat exemplaren alleen mochten worden verkocht, vervoerd of in bezit gehouden voor handelsdoeleinden wanneer kon worden bewezen dat zij vóór de beschermingsdatum rechtmatig waren binnengebracht, op legale wijze aan de natuur waren onttrokken of waren gefokt uit ouderdieren die reeds legaal aanwezig waren. De houder moest dus reeds onder de oude regeling aantonen dat het dier of het fokbestand rechtmatig was verkregen. Zonder dat bewijs was handel, waaronder eigendomsoverdracht, verboden.
De huidige basisverordening (EG 338/97) heeft deze norm niet gewijzigd, maar explicieter geformuleerd. Artikel 8, vijfde lid, bepaalt dat specimens van Bijlage-B-soorten alleen mogen worden verhandeld of gehouden voor commerciële doeleinden wanneer “ten genoegen van de bevoegde autoriteit” is aangetoond dat zij overeenkomstig de geldende wetgeving inzake de instandhouding van de wilde flora en fauna zijn verkregen en ingevoerd. De bewijslast ligt volledig bij de houder: wanneer de herkomst niet overtuigend kan worden vastgesteld, geldt het specimen als illegaal.
Artikel 54 van de Uitvoeringsverordening (EG 865/2006) verduidelijkt deze verplichting voor in gevangenschap gefokte dieren. Een vogel mag uitsluitend als “in gevangenschap geboren en gefokt” worden aangemerkt wanneer is aangetoond dat de ouderdieren rechtmatig zijn ingevoerd of verkregen. Dat betekent dat een houder niet alleen de herkomst van het individuele dier moet bewijzen, maar ook die van de volledige ouderlijn.
Voor soorten waarvoor geen legale exportstroom bestaat — zoals de Sulawesi-jaarvogel sinds de nationale Indonesische verboden en de CITES-inschrijving — betekent dit dat een dier alleen legaal kan zijn wanneer zijn herkomst volledig kan worden teruggevoerd op rechtmatig ingevoerde preconventiedieren.
Daarmee is de kernnorm van het Europese stelsel eenvoudig en onveranderd:
zonder sluitend bewijs van legale invoer of een legale ouderlijn bestaat geen legale herkomst. Een ring of overdrachtsverklaring kan dat bewijs nooit vervangen.
Buiten Indonesië bestaat slechts een zeer kleine en volledig afgebakende legale populatie van Sulawesi-jaarvogels. Deze dieren zijn vrijwel zonder uitzondering te herleiden tot enkele preconventie-exemplaren die vóór of rond de plaatsing op Appendix II in erkende instellingen terechtkwamen. Een deel daarvan werd, onder de toenmalige Indonesische uitzonderingen voor niet-commerciële doeleinden zoals onderzoek of behoud, rechtstreeks ingevoerd in Noord-Amerikaanse dierentuinen. Deze invoer vond uitsluitend plaats in een periode waarin dat onder de nationale wetgeving nog mogelijk was. Het officiële Noord-Amerikaanse stamboek bevestigt de aanwezigheid van deze preconventie-dieren, maar registreert uitsluitend de Noord-Amerikaanse populatie en biedt daardoor geen volledig overzicht van latere verplaatsingen naar Europese instellingen.
Binnen Europa zijn slechts enkele dierentuinen bekend die aantoonbaar preconventie-dieren huisvesten of historisch hebben gehuisvest, waaronder Walsrode, La Londe, Burgers’ Zoo en Avifauna. Deze locaties vormen het Europese fundament van de legale populatie. Buiten deze instellingen bestaat er geen autonome legale basispopulatie en ook geen moderne instroom van rechtmatig ingevoerde dieren. De gehele Europese populatie berust daarmee op een klein, overzichtelijk en historisch afgebakend geheel van exemplaren waarvan de herkomst vóór 1992 rechtmatig was.
De kweek van Sulawesi-jaarvogels buiten Indonesië is uiterst beperkt. Slechts enkele koppels hebben ooit succesvol gebroed, en de nakomelingen zijn uitsluitend terechtgekomen binnen het erkende dierentuinnetwerk of — in enkele oudere, uitzonderlijke gevallen — bij particuliere houders. Deze overdrachten zijn volledig gedocumenteerd en direct herleidbaar tot de oorspronkelijke preconventie-dieren. Er bestaat geen commerciële kweeklijn en geen enkel particulier kweekcircuit dat als legale bron voor nieuwe dieren kan dienen.
Deze situatie heeft een belangrijke juridische consequentie: alle legale Sulawesi-jaarvogels buiten Indonesië moeten volledig traceerbaar zijn tot op het niveau van de preconventie-voorouderdieren. Omdat Indonesië sinds de jaren negentig geen enkele legale route biedt voor uitvoer van Sulawesi jaarvogels, bestaat er geen andere rechtmatige herkomstmogelijkheid. Wanneer deze traceerbaarheid ontbreekt, kan een specimen onder de CITES- en EU-regelgeving per definitie niet legaal zijn, omdat er eenvoudigweg geen legale invoer- of afkomstlijn bestaat buiten de kleine groep preconventie-dieren.
Ondanks de strikte Indonesische wetgeving en de internationale bescherming onder CITES laat de praktijk zien dat de Sulawesi-jaarvogel nog altijd een doelwit is van georganiseerde wildlifecriminaliteit. De smokkel van deze soort is geen incidenteel verschijnsel maar een structureel patroon, dat al decennia loopt en wordt gekenmerkt door vaste vervoersroutes, terugkerende locaties, georganiseerde netwerken en intermediairs die handelen vanuit financieel gewin. De casussen uit de reeks On the Trail geven een consistent beeld van deze ondergrondse handel en laten zien hoe kwetsbaar de soort blijft.
Een groot deel van de smokkel vindt plaats via inter-eiland transport binnen Indonesië, vooral van Sulawesi naar Java. De havens van Makassar, Surabaya en Dumai komen steeds opnieuw naar voren als vertrek- of aankomstpunt van transporten waarbij Sulawesi-jaarvogels worden aangetroffen. De dieren worden doorgaans vervoerd op autoferry’s zoals de Dharma Kencana 7, die een meerdaagse overtocht maakt. Tijdens deze lange reizen worden vogels vervoerd in krappe fruitkisten, kartonnen dozen of verborgen compartimenten, vaak in omstandigheden die leiden tot verzwakte of dode dieren nog vóór aankomst op Java. Dat deze methode desondanks wordt gebruikt, toont aan hoe lucratief de handel voor de achterliggende netwerken is.
Uit verschillende recente gerechtelijke uitspraken blijkt dat smokkelaars zelden solistisch opereren. Zij krijgen instructies van hogere schakels in het netwerk, die via telefoon of WhatsApp opdrachten geven zonder zichzelf kenbaar te maken. Tussenpersonen ontvangen kleine commissies — vaak slechts enkele tientjes — om waardevolle vogels te vervoeren die op de illegale markt vele malen meer opbrengen. De zaken uit 2022 en 2023 illustreren dit patroon. In één zaak probeerde een smokkelaar vier Sulawesi-jaarvogels van Makassar naar Jakarta te brengen, verborgen in fruitkisten, waarbij hij slechts één miljoen rupiah (circa €60,-) ontving voor de volledige operatie. In een andere zaak ging het om twaalf Sulawesi-jaarvogels, waarvan twee onderweg stierven; ook hier waren meerdere personen betrokken, waaronder tussenpersonen, vervoerders en opdrachtgevers die buiten beeld bleven.
De Sulawesi-jaarvogel wordt ook regelmatig aangetroffen in gemengde zendingen met andere streng beschermde soorten, zoals paradijsvogels, palm kaketoes en andere Indonesische vogels. In een grote zaak in Dumai uit 2019 werden drie Sulawesi-jaarvogels aangetroffen tussen tientallen andere zeldzame soorten. Dergelijke gemengde transporten tonen aan dat smokkelnetwerken breed georganiseerd zijn en meerdere soorten parallel exploiteren. De Sulawesi-jaarvogel is daarin een bijzonder waardevolle soort door de combinatie van hoge marktwaarde, geringe legale beschikbaarheid en sterke internationale vraag.
Ook buiten Indonesië duikt de soort op in internationale smokkelketens. De zaak uit 2018, waarin een Sulawesi-jaarvogel werd aangetroffen binnen een groter transport dat via Myanmar, Thailand en India liep, laat zien dat de soort ook onderdeel is van grensoverschrijdende routes die ver buiten het verspreidingsgebied liggen. Hoewel deze route minder relevant is voor de Europese markt, bevestigt het dat de soort kwetsbaar is voor internationale handel en dat netwerken actief zijn in meerdere landen.
Gezamenlijk schetsen deze casussen een consistent en zorgwekkend beeld: de smokkel van de Sulawesi-jaarvogel is georganiseerd, financieel gedreven en verloopt via vaste routes, waarbij gebruik wordt gemaakt van de verbindingen tussen Sulawesi en Java en van het beperkte toezicht op inter-eiland transport. Omdat er sinds de jaren negentig geen enkele legale uitvoer of wederuitvoer bestaat, kan elke vogel die buiten Indonesië wordt aangetroffen zonder aantoonbare verbinding met de kleine preconventie-populatie niet anders dan uit illegale bron afkomstig zijn.
De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant uit 2025 (ECLI:NL:RBOBR:2025:7045) vormt een illustratief voorbeeld van de risico’s die ontstaan wanneer de beoordeling van CITES-zaken plaatsvindt zonder gedegen kennis van de soortspecifieke biologie en het internationale en Europese wettelijke kader. In deze zaak werd geoordeeld dat de staatssecretaris het besluit om bestuursdwang toe te passen ten aanzien van 2 Sulawesi-jaarvogels onvoldoende had gemotiveerd, omdat onduidelijk was hoe vóór 2019 invulling was gegeven aan de norm “ten genoegen van de bevoegde autoriteit aantonen van de legale herkomst”. De rechtbank achtte het denkbaar dat in eerdere handhavingspraktijken een naadloos gesloten pootring als voldoende werd beschouwd.
Deze redenering is zeer problematisch wanneer de concrete situatie van de Sulawesi-jaarvogel wordt betrokken. Zoals in eerdere paragrafen uitgebreid is uiteengezet, bestaat er sinds 1992 geen enkele legale invoer- of wederuitvoermogelijkheid meer vanuit Indonesië voor particuliere of commerciële doeleinden. De enige rechtmatige vogels in de Europese Unie zijn afkomstig uit een klein aantal traceerbare preconventie-dieren in erkende instellingen. Buiten deze beperkte groep bestaan geen legale ouderdieren. Dit betekent dat een jong dat buiten deze lijn opduikt, per definitie niet legaal kan zijn gefokt. De herkomst van een Sulawesi-jaarvogel kan daarom nooit aannemelijk worden gemaakt met uitsluitend een ring of overdrachtsverklaring: niet omdat deze documenten op zichzelf ondeugdelijk zijn, maar omdat zij niet kúnnen verwijzen naar een legale bron die feitelijk niet bestaat.
In dit licht vormt de verklaring van de oud-NVWA-medewerker in de uitspraak een bron van verwarring. Dat in de praktijk ooit een ring als “voldoende” werd gezien, betekent niet dat dit juridisch correct was of overeenkwam met de vereisten van artikel 8, vijfde lid, van de Basisverordening of artikel 54 van de Uitvoeringsverordening. Een ring identificeert een dier, maar bewijst niets over de legale verwerving van de ouderdieren. Juist bij soorten waarvoor geen legale handelsstroom bestaat, heeft deze juridische scheiding verstrekkende gevolgen: identificatie zonder herkomst leidt tot schijn-legaliteit.
De kern van het risico dat deze uitspraak blootlegt, is dat twijfel wordt geïntroduceerd in een situatie waarin biologisch én juridisch geen twijfel bestaat. De vraag is niet of vroeger minder streng werd gehandhaafd, maar of er een reële mogelijkheid bestaat dat de vogels legaal zijn verkregen. Bij de Sulawesi-jaarvogel is het antwoord daarop eenvoudig en objectief: zonder een volledig gedocumenteerde verwijzing naar bekende preconventie-voorouders bestaat er geen wettelijke mogelijkheid tot legale herkomst. Door deze realiteit niet in het centrum van de beoordeling te plaatsen, kan een rechter — onbedoeld — ruimte creëren voor het normaliseren of legaliseren van vogels die in werkelijkheid afkomstig zijn uit smokkelroutes uit Sulawesi.
Deze zaak maakt duidelijk hoe essentieel het is dat de beoordeling van CITES-herkomst niet uitsluitend op administratieve verschijningsvormen wordt gebaseerd, maar altijd wordt getoetst aan de biologische feiten, het internationale handelsverbod en de structurele onmogelijkheid van legale alternatieve bronnen. Alleen dan kan worden voorkomen dat streng beschermde soorten alsnog via juridische interpretatie het commerciële circuit binnendringen.
Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora. (1992). Proposals for amendment of Appendices I and II: Rhyticeros cassidix (Aceros cassidix). CoP8 Prop. 29/35/38/42/43/44/46/47.
Council Regulation (EC) No. 338/97 of 9 December 1996 on the protection of species of wild fauna and flora by regulating trade therein. Official Journal of the European Communities, L 61/1.
Commission Regulation (EC) No. 865/2006 of 4 May 2006 laying down detailed rules concerning the implementation of Council Regulation (EC) No. 338/97. Official Journal of the European Communities, L 166/1.
Government of Indonesia. (1931). Wildlife Protection Ordinance 1931.
Government of Indonesia. (1931). Wildlife Protection Regulation 1931.
Government of Indonesia. (1990). Wildlife Conservation Act 1990.
Robin des Bois. (2018–2023). On the Trail (nrs. 23, 24, 26, 38, 39, 40, 41, 43). Stichting Robin des Bois.
(Serie rapporten over internationale handel en smokkel van beschermde diersoorten.)
CITES Secretariat. (z.d.). CITES Trade Database. Retrieved from https://trade.cites.org
Rechtbank Oost-Brabant. (2025). ECLI:NL:RBOBR:2025:7045. Rechtspraak.nl.
Chng, S., Eaton, J. A., Krishnasamy, K., Shepherd, C. R., & Nijman, V. (2015). In the market for extinction: The illegal trade in Asian hornbills in Asia and Europe. TRAFFIC.