5 witwasmethoden onder CITES
De Varanus glauerti is een middelgrote, slank gebouwde varaan uit het noordwesten van Australië. Het dier bereikt een totale lengte van ongeveer tachtig centimeter en is donkerbruin tot zwart van kleur, met vage dwarsbanden van lichte vlekken over de rug en lichtere ringen op de staart. De soort leeft in de rotsachtige kloven, savannes en galerijbossen van de Kimberleyregio en het noordwesten van het Northern Territory.
Hoewel Varanus glauerti een endemische soort is die uitsluitend in Australië voorkomt, duiken sinds het begin van deze eeuw wereldwijd levende exemplaren op in de commerciële handel. De vraag is hoe dat kan, want vanuit Australië heeft nooit legale uitvoer van levende dieren van deze soort plaatsgevonden.
Het geslacht Varanus, waaronder de Varanus glauerti, werd op 1 juli 1975 opgenomen op Appendix II van het CITES-verdrag. Dat betekent dat internationale handel sindsdien alleen is toegestaan wanneer is aangetoond dat de dieren legaal zijn verkregen en dat de uitvoer geen afbreuk doet aan het voortbestaan van de soort.
Australië trad kort daarna officieel toe tot CITES. Het land ratificeerde het verdrag op 29 juli 1976, waarna het op 27 oktober 1976 voor Australië in werking trad. Vanaf dat moment geldt de internationale verplichting om uitvoer van de Varanus glauerti uitsluitend toe te staan met vergunningen die aan de eisen van het verdrag voldoen.
Australië kent echter al zeer lang een veel strenger regime om de inheemse fauna te beschermen.
De deelstaat Western Australia — waar Varanus glauerti van nature voorkomt — verbiedt al sinds de Wildlife Conservation Act 1950 het vangen, bezitten, verkopen of uitvoeren van inheemse fauna zonder vergunning. Deze wet bepaalde dat alle fauna eigendom was van de Kroon en slechts onder strikte licentievoorwaarden kon worden onttrokken of verhandeld; uitvoer uit de staat was zonder specifieke toestemming verboden. In het Northern Territory, waar eveneens populaties voorkomen, gold sinds 1976 de Territory Parks and Wildlife Conservation Act, met vergelijkbare verboden op het vangen, houden en uitvoeren van inheemse fauna.
Op federaal niveau werd de export van inheemse dieren — inclusief alle varanen — reeds vanaf 1982 gereguleerd door de Wildlife Protection (Regulation of Exports and Imports) Act. Deze wet stond export van levende Australische fauna uitsluitend toe voor wetenschappelijke doeleinden of voor overdracht aan erkende dierentuinen, en verbood commerciële uitvoer volledig. In 1999 werd deze wet vervangen door de Environment Protection and Biodiversity Conservation Act (EPBC Act), die de federale exportverboden handhaafde en versterkte.
Overigens heeft het CITES Secretariaat op voordracht van de Australische Management Autoriteit al in 1996 bij Notification to the Parties aan alle partijstaten bekend gemaakt dat Australische inheemse fauna, inclusief soorten die zijn opgenomen in de CITES-bijlagen, strikt wordt gereguleerd onder de Wildlife Protection (Regulation of Exports and Imports) Act 1982 en dat volgens deze wettelijke regeling export van levende Australische dieren uitsluitend kan plaatsvinden met een federale vergunning, en zulke vergunningen worden slechts in drie nauw afgebakende situaties afgegeven.
Export is toegestaan wanneer het gaat om een formele uitwisseling tussen een Australische dierentuin en een buitenlandse dierentuin die onder deze wet is goedgekeurd om de betreffende soort te ontvangen, of wanneer het transport aantoonbaar plaatsvindt voor bona fide wetenschappelijk onderzoek bij een erkend onderzoeksinstituut.
In de praktijk betekent dit dat Varanus glauerti niet geëxporteerd kan zijn voor commerciële doeleinden.
Volgens de CITES-ID Manual en de internationale CITES Trade database heeft nooit legaal commerciële uitvoer van levende Varanus glauerti uit Australië plaatsgevonden
Zelfs vóór de opname van het geslacht Varanus op Appendix II in 1975 is geen uitvoer gedocumenteerd. Het ontbreken van legale uitvoer van levende Varanus glauerti betekent dat alle Varanus glauerti die buiten Australië opduiken, dieren betreft die door middel van smokkel in de internationale handel zijn gebracht alsmede de nakomelingen daarvan.
Desondanks registreert de CITES-database sinds 1997 internationale handel in Varanus glauerti. Dat jaar meldt de Verenigde Staten de uitvoer van één levend dier naar Japan, al registreert Japan geen invoer. In 2001 volgt een export van elf specimens van de VS naar Oostenrijk, voor wetenschappelijke doeleinden.
Vanaf 2003 komt de soort echter structureel in de commerciële handel terecht. Vooral Canada (Partij bij CITES sinds 9 juli 1975), Zwitserland (Partij bij CITES sinds 1 juli 1975) en later Duitsland (Partij bij CITES sinds 20 juni 1976) worden actief als exporteurs en importeurs. Ook Nederland speelt een rol: in 2004 werd een Nederlandse invoervergunning afgegeven voor drie levende dieren afkomstig uit Canada, hoewel er nooit legale export vanuit Australië naar Canada had plaatsgevonden.
Vanaf 2012 verleent de Nederlandse CITES MA bovendien meerdere uitvoervergunningen voor Varanus glauerti — zowel voor in Nederland geboren nakweek als voor dieren met een herkomst uit Duitsland of het Verenigd Koninkrijk.
Zo ontstaat een papieren werkelijkheid waarin illegaal gevangen dieren, of hun nakomelingen, worden voorzien van correcte documenten en daarmee juridisch gelegitimeerd raken binnen het internationale handelscircuit.
Uit de via de Wet open overheid (Woo) verkregen documenten blijkt dat de beoordeling van CITES-aanvragen in de Europese Unie grotendeels plaatsvindt op basis van navraag bij Europese collega’s. In de praktijk betekent dit dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de vergunning moet afgeven (bijvoorbeeld RVO in Nederland) uitsluitend navraag doet bij de CITES-autoriteit van het EU-land dat als herkomstland is opgegeven, zoals Duitsland, Spanje of Denemarken.
Die verificatie beperkt zich meestal tot de vraag of de genoemde fokker of handelaar bekend is bij de nationale autoriteit en geregistreerd staat als houder of kweker. Wanneer de buitenlandse autoriteit bevestigt dat dit het geval is, of verwijst naar eerder afgegeven vergunningen, wordt dit antwoord doorgaans beschouwd als voldoende bewijs van legale herkomst.
Er wordt echter niet systematisch gecontroleerd of de soort ooit legaal in het internationale handelsverkeer is gebracht. Voor de Varanus glauerti is dus nooit gecontroleerd of de soort ooit legaal voor commerciële doeleinden uit Australië is uitgevoerd: men controleert alleen de administratieve status binnen Europa, niet de feitelijke legaliteit van de oorspronkelijke onttrekking aan de natuur.
Deze werkwijze leidt tot een circulaire legitimatie: eerdere vergunningen binnen de EU dienen als bewijs voor de legaliteit van nieuwe transacties. Wanneer eenmaal een lidstaat een vergunning heeft verleend, wordt dat besluit impliciet erkend door andere lidstaten, zonder nieuwe inhoudelijke toetsing. Het gevolg is dat soorten die nooit legaal uit hun oorsprongsland zijn uitgevoerd, binnen de EU jarenlang als legale nakweek kunnen circuleren, voorzien van broncode C en ook op basis daarvan uit de EU worden uitgevoerd.
In september 2025 berichtte een stichting die dierhouders en dierenhandelaren vertegenwoordigt, dat RVO twee uitvoervergunningen had toegekend aan een Nederlandse exporteur voor Varanus glauerti. Volgens de stichting betrof het "nakweekdieren uit legaal ingevoerde ouderdieren", waarmee de vergunningverlening volgens haar "voor de hand lag".
Deze claim is echter onjuist. Uit het voorgaande is duidelijk gebleken dat de Varanus glauerti een endemische Australische soort is waarvoor nooit een legale commerciële uitvoer heeft plaatsgevonden. Er bestaan geen vergunningen waarmee (voor)ouderdieren van deze soort ooit rechtmatig voor commerciële doeleinden buiten Australië zijn gebracht.
Uit zowel de CITES Trade Database als de informatie uit het Woo-besluit blijkt dat de Europese fokbestanden zijn opgezet met Varanus glauerti die uit Canada zijn geïmporteerd. Evident is dat Canada nooit legaal Varanus glauerti heeft geïmporteerd, niet voor commerciële doeleinden en niet voor andere doeleinden, niet uit Australië en niet uit enig ander land.
De veronderstelling dat er in Nederland "legaal ingevoerde ouderdieren" aanwezig zouden zijn, mist dus iedere feitelijke grondslag. De verleende vergunningen bevestigen juist het structurele probleem dat CITES-autoriteiten in Europa nog steeds in- en (weder)uitvoervergunningen afgeven zonder verificatie van de oorspronkelijke legale herkomst van het fokbestand.
Waar de betrokken stichting spreekt van "bestuurlijke terughoudendheid" bij RVO, was er in werkelijkheid sprake van een terecht gebrek aan bewijs van legale herkomst. De langdurige beoordeling door de Wetenschappelijke Autoriteit duidde niet op traagheid, maar op de fundamentele onmogelijkheid om de legale status van deze dieren aan te tonen.
Dat er uiteindelijk toch uitvoervergunningen zijn afgegeven, illustreert hoe administratieve procedures opnieuw worden gebruikt om illegale dieren een schijn van legaliteit te geven. De kwestie vormt daarmee geen succesverhaal van "goede belangenbehartiging", maar een pijnlijk voorbeeld van hoe het CITES-systeem zelf het legaliseren van illegale handel mogelijk maakt.
De casus Varanus glauerti maakt duidelijk dat het huidige systeem van internationale handelstoetsing ernstig tekortschiet. Zolang lidstaten vergunningen blijven afgeven zonder verificatie bij het land van oorsprong, blijft illegale handel vermomd als legale nakweek mogelijk.
Voor een soort als Varanus glauerti, die nooit rechtmatig uit Australië is uitgevoerd, betekent elke verleende vergunning feitelijk de bevestiging van een papieren werkelijkheid — een systeem waarin administratieve onzorgvuldigheid de biologische en juridische realiteit overschaduwt.
De gevolgen reiken verder dan deze ene soort. Ze tasten de geloofwaardigheid van het hele CITES-stelsel aan en ondermijnen de inspanningen van landen als Australië, die hun inheemse fauna juist strikt willen beschermen tegen exploitatie.